Het is nacht. Het gele licht van de lantaarnpalen schijnt zwak door de bruine gordijnen naar binnen. Ik zit naast je, ik voel je hand, je arm, je been, je voorhoofd. Niets anders is zó vertrouwd voor mij dan jouw gezicht.
Sinds een paar uur besef ik me dat we, hier in deze kamer, samen de laatste uren meemaken van jouw leven. Van ons leven, als moeder en dochter. Je ligt rustig, zonder pijn of angst op je gezicht. Ik hou van je mam, ga maar, ik ben heel erg trots op je.


