Huilend kom ik haar op de gang tegen. Een van de 6 bewoonsters van het kleinschalig wonen waar onlangs mijn moeder naar toe is verhuisd. Een keurige dame van 92 jaar. Een klein oud menske. Ze is dement, maar dat is soms niet te merken. Ze staat achter haar rollator, in de deur van haar kamer, te huilen. Intens verdrietig. Ik vraag haar wat er aan de hand is. “Ik wil mijn zoon bellen, maar dat mag niet. Ik wil hem nù bellen, waarom mag ik hem nu niet bellen?”.
Ik ontdekte onlangs dat de bewoners geen telefoon op hun kamer mogen hebben. Best wel gek eigenlijk. De bejaarde dame huilt nog harder en met rode ogen kijkt ze me aan. “Waarom mag het niet, het is toch geen gevangenis hier??”, vraagt ze aan me. Ik heb geen goed antwoord paraat.
Haar verdriet raakt me behoorlijk. Ik loop naar de verpleegkundige om haar te waarschuwen. De verpleegkundige kijkt vanachter haar computerscherm naar me op en geeft me antwoord: “Oh, dat doet ze wel vaker”, waarna ze verder tikt op haar toetsenbord. Geen enkele vorm van zorg of medeleven. Geen enkele poging om op te staan. Direct weer verzonken in haar computerwerk.
Ik loop terug naar de verdrietige dame en probeer haar te troosten. Kansloos.
Ik loop naar de uitgang van de afdeling, tik de cijfercode op de deur in en ga naar huis. Geraakt, machteloos en verdrietig.

