Als je niet meer weet of het dag of nacht is, ondanks dat je ziet dat het licht of donker is. Als je niet meer wil afwassen. Als je niet meer naar buiten kan of wil, om boodschappen te doen. Als je de krant niet meer kan lezen omdat de letters je niets meer zeggen. Als je geen tv meer wil kijken omdat je niet meer kan volgen wat er gebeurt. Als je wel nog heel erg geniet van de dagopvang. Als je thuis alleen nog maar op de bank wil liggen. Als je niet meer de fut of de wil hebt om voor jezelf te zorgen. Als je niet meer de energie en de trek hebt om te eten. Als je in de nacht om je dochter roept omdat je denkt dat ze ergens in huis ligt te slapen. Als je niet meer weet waar de badkamer is in je eigen huis. Als je niet meer weet hoe je de voordeur open moet maken. Als je niet meer weet hoe je moet leven.
Dan wordt het tijd om naar een andere plek te gaan. Waar voor je gezorgd wordt. Waar structuur is. Waar andere mensen om je heen zijn. Waar je hopelijk wat meer zin krijgt in het leven. Waar je angst misschien wat minder wordt. Waar hopelijk weer af en toe een glimlach op je gezicht verschijnt. Waar de laatste fase van je leven hopelijk draaglijker wordt.
Met heel veel tegenstrijd in mijn hoofd begrijp ik het nu. Opname in een verpleegtehuis, waarvan ik altijd hoopte dat het nog heel ver weg zou zijn, daarvan hoop ik nu zó dat het niet zo lang meer duurt.

Gelukkig is An weer wat opgeknapt. Bij dementerende mensen blijkt dat een lichamelijke aandoening (in haar geval, een longontsteking) veel effect heeft op de mate van verwardheid. Toen de longontsteking genezen was, knapte mijn moeder ook geestelijk weer wat op. Het wordt steeds minder, dat wel. In een latere blog beschrijf ik waarom ze nog niet opgenomen wordt in een verpleegtehuis.