Geen idee of ik bij m’n geboorte veel centimeters telde. Wel weet ik dat ik als kind nogal aan de lange kant was. Alhoewel ik er beslist geen trauma aan over gehouden heb, vond ik het niet altijd leuk om “die lange” te zijn. Mijn vaste plek was achteraan. Achteraan in de rij, achteraan in de klas, achteraan op de foto. Ik vond het prima, ik hoefde niet zozeer op de voorgrond te treden. Minder prima was het dat ik op een gegeven moment mijn maat schoenen niet meer in het rek van de damesschoenen kon vinden maar toch echt moest uitwijken naar mannenstappers. Verschrikkelijk vond ik dat. Ik wilde hakken!
Terwijl ik opgroeide, groeide blijkbaar ook de gemiddelde lengte van de Nederlandse bevolking want steeds vaker kwam damesmaatje 42 terecht in de schoenenzaak. Er werden zelfs grote-maten-winkels geopend voor mensen zoals ik, die het met laarsmaatje 42 niet redden. Joehoe…..ineens had ik keuze!! Ineens kon ik zelfs laarzen mèt hak kopen. Wauw!!
Laarzen worden groter, schoenen worden groter, auto’s worden groter, vrouwen worden groter. Maar mannen worden kleiner! Echt waar!! Serieus, het is zo! Of lijkt het maar zo? Als ik in de trein of metro sta, zijn er maar weinig mannen langer dan ik. Kom op mannen, groei eens wat door! Als ik ooit nog eens een partner wil gaan zoeken, dan is de keuze wel erg beperkt vandaag de dag! Neem nou vanmorgen. Ik ging naar de mondhygiënist. Ik wist vooraf dat er een nieuwe (mannelijke) hygiënist zou zijn. Een boekje lezend in de wachtkamer, hoor ik mijn naam roepen. Ik kijk op maar zie niemand. Huh?? Nogmaals mijn naam. Ik speur met mijn ogen de balie af en…. ja hoor, ik zie nog net een stukje van een hoofd boven de desk uit komen. De man in kwestie was ècht wel èrg klein. “Hey, wat grappig, een hygiënekaboutertje” dacht ik direct en ik kon met veel moeite mijn gezicht enigszins in de plooi houden. “Gedraag je, van de Ven!”, was mijn volgende gedachte. Ik ben maar snel in de stoel gaan liggen zodat ik niet meer boven het hygiënistje uit torende. Bij het zien van al die tandartsapparaten werd ik vanzelf al wat kleiner en had ik spontaan geen medelijden meer met het kaboutertje. Hij ook niet met mij; ik vrees dat hij gedachten kon lezen en mijn ingehouden lach, toen hij zich voorstelde, niet heel erg kon waarderen. Al liggend leek de kabouter ineens veel groter dan ik. Slik.
